Vorige zomer schreef ik voor het eerst over een zin uit een roman die me raakte, ik wilde dit meer gaan doen maar het kwam er precies niet van. Ik schreef er nochtans af en toe op. Nu wil ik de zinnetjes met windhonden delen met jullie, want die schrijf ik sowieso altijd op.
Hees geblaf werd fluitend gesmoord in de keel van een hazewind, nadat zijn baas hem in het strakke nekvel had gegrepen.
Uit: De Ochtendgave van A.F.Th. Van der Heijden
Dan toch nog liever op een hond. Het liefst van al een hazewind. De neus heb ik al. En ik houd van hazewinden. Als ik ze maar niet in huis moet nemen. Hazenwinden? Niet zindelijk te krijgen. Ongelooflijk, de hoeveelheid uitwerpselen die per sessie uit één zo’n smal wezen kan komen. Je zou bijna vergeten hoe schoon ze zijn. Akkoord, niet terwijl ze kakken. Dat is geen gezicht. Kakkende hazewinden? Stokoude, uitgehongerde ballerina’s, steunend op twee handpalmen, de benen voor zich uitgestrekt in een wanhopige spreidstand. En afwezige, zelfs treurige blik. En maar kakken, jongens. Mooi in een concentrische cirkel. Met in het midden een opstekend puntje als bij een slagroomtaart. Het is een kunst, akkoord. Een wonder van kontgatbeheersing. Maar schoon kun je het niet noemen. Als hazewinden lopen, dát is schoon.
Uit: Het derde huwelijk van Tom Lanoye
Snel als de windhond van keizer Karel liepen ze naar dat welbepaalde tafeltje en ze gingen tevreden zitten, alsof ze de marathon van Oostwinkel hadden gewonnen.
Uit: Zeik en de moord op de poetsvrouw van Hugo Claus van Herman Brusselmans
Een hartslag later doken daarnaast twee kleinere galeien op, als een paar identieke windhonden die hun baas op de voet volgden.
Uit: Game of Thrones – Een feestmaal voor kraaien van George R.R. Martin
Pingback: Zin in boeken #3 – juni 2019 | Loesje Zaakjes